Kenmerken :
Hoed : Ø 0,5-3,5 cm, kegelvormig, vaak met een ietwat scheefstaande papil. Doet aan een kaboutermuts denken. Oppervlak droog en kleverig , kaal.
Okergeel tot grauwbruin, soms donkerblauw verkleurend na kneuzing. De papil is vaak wat verzadigder van tint. Hygrofaan, bleek gelig opdrogend.
Lamellen: Opstijgend, bijna vrij van de steel. Eerst lichtbruin, later donker grijsbruin.
Steel: Veel langer dan hoeddiameter, stijf maar wat kronkelig. Oppervlak droog, overlangs vezelig, met aan de basis wittig vilt. Honingbruin,
enkel aan de basis wat blauw verkleurend.
Voorkomen :
Voorjaar tot herfst, in graslanden, vaak in groepjes .
|
